Seksgodin Nerevar Deel 01

Verhaal Info
Mirusa werd ruw gewekt door een onbekende stem.
8k woorden
4.5
7.5k
00
Verhaal heeft geen tags

Deel 1 van de 4 delige serie

Bijgewerkt 03/12/2021
Gemaakt 03/19/2007
Deel dit Verhaal

Lettertypegrootte

Standaard Lettergrootte

Lettertypeafstand

Standaard Lettertypeafstand

Lettertype Gezicht

Standaard Lettertype

Thema Lezen

Standaardthema (Wit)
Je moet Inloggen of Aanmelden om uw aanpassingen in uw Literotica-profiel op te slaan.
PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier
DarkBee
DarkBee
18 Volgers

N.B.: dit verhaal, uitgesplitst in meerdere delen, is een vertaling en bewerking van de hoofdverhaallijn van het computerspel The Elder Scrolls III: Morrowind. De meeste namen, rassen, voorwerpen en gebeurtenissen komen overeen met de werkelijkheid van het spel. De seksuele handelingen, de naam van het hoofdpersonage en sommige dialogen zijn echter door de auteur verzonnen.

Hoofdstuk 1

Mirusa werd ruw gewekt door een onbekende stem. Toen ze haar ogen opendeed zag ze een onbekende Elf over haar heen gebogen. Hij vertelde haar dat ze Morrowind hadden bereikt en dat ze snel zou worden vrijgelaten.

"Zelfs de storm van vannacht kon je niet wakker maken", zei de onbekende Donkere Elf.

"Ik heb lange tijd niet meer zo goed geslapen," zei Mirusa, terwijl ze opstond, zich uitrekte en gaapte.

"Sta gauw op, de wacht komt je zo halen."

Een paar seconden later stond er een onbekende Imperialist voor haar neus. Hij vroeg haar om hem te volgen en aan dek te gaan. Mirusa volgde de man en een paar tellen later stond ze met haar ogen te knipperen in het felle zonlicht. Een Rode Wacht zei dat ze aan land moest gaan, waar ze haar papieren zou krijgen en ze kon gaan. Mirusa ging van boord van het zeilschip en een soldaat van de Keizerlijke Orde stond op de steiger om haar op te halen, maar eerst vroeg hij om haar ras en uiterlijk te bevestigen. Mirusa antwoordde dat ze een Donkere Elf was van het vrouwelijke geslacht en dat ze felrode ogen had, een tatoeage over de rechterhelft van haar gezicht en dat ze lang, vuurrood haar had. De soldaat knikte en ging voor haar uit en vroeg haar om hem te volgen. Hij leidde haar naar de deur van het kantoor en bleef buiten staan. Mirusa deed de deur open, stapte door de opening en trok de deur achter haar dicht. Toen ze zich omdraaide, merkte ze dat de deur plotseling een slot van de hoogste categorie had gekregen en met geen mogelijkheid meer open ging.

"Doe geen moeite, dat lukt je pas als je de Skeletsleutel hebt of als je een behoorlijk aantal niveaus Veiligheid omhoog bent gegaan."

Tegenover de deur stond een oudere Imperialist en naast de deur aan de linkerkant van de ruimte stond een soldaat de deur te bewaken. De enige manier om de kamer te verlaten was de vragen van de oude man te beantwoorden. Hij vroeg haar wat haar capaciteiten waren. Mirusa kon overweg met pijl en boog en lange zwaarden. Het liefst droeg ze lichte bepantsering en had graag een schild aan haar arm hangen. Ze kon haar spullen, indien nodig, zelf repareren. Daarnaast wist ze hoe ze eenvoudige sloten moest kraken, kon ze mensen tot op zekere hoogte manipuleren en omkopen en redelijke deals met handelaren afsluiten. Tenslotte had ze een bescheiden kennis van Alchemie en Verandering. Haar favoriete attributen waren fysieke kracht en geesteskracht en ze was gespecialiseerd in vechten.

"Hoe noem je deze klasse?" wilde de man weten.

"Ik heb er niet echt een naam voor, maar schrijf maar Avonturier op, als je per sé een naam wilt hebben."

"Goed dan. Laatste vraag: onder welk gesternte ben je geboren?"

"Ik ben geboren onder het teken van de Vrouwe."

"Interessant. Kijk deze papieren even goed na voordat ik ze stempel."

De papieren klopten en de oude man zette het keizerlijke stempel op de vrijlatingspapieren van Mirusa. Inwendig juichte ze: ze was nu een vrije vrouw en kon gaan en staan waar ze maar wilde!

"Laat deze papieren aan de kapitein van de wacht zien en hij zal je vrijlaten. Je vindt hem in het volgende gebouw, hier de deur uit, dan rechtsaf en dan de deur naar buiten. Je kan het niet missen."

De soldaat opende de deur en Mirusa liep de gang door. Ze sloot de deur achter zich en keek om zich heen. De gang liep even verderop een stukje omlaag en Mirusa liep de trap af die naar het lager gelegen gedeelte leidde. Ze opende de deur aan haar rechterhand en zag een bescheiden opslagruimte. Nieuwsgierig als ze was kon ze het niet laten om even in de zakken en manden te gluren. Ze vond wat nuttige ingrediënten voor drankjes die ze zou kunnen maken met het juiste gereedschap. Ook nam ze wat andere spulletjes mee die misschien nog wat geld zouden kunnen opleveren.

Ze zag ook een soort bed liggen, eigenlijk niet meer dan een matje met een bescheiden kussen en een laken, maar ze had geen slaap nodig. Ze ging de trap op en sloeg linksaf. Voordat ze door de deur naar buiten ging, pakte ze eerst wat spullen mee die in het kamertje stonden: wat zilver, een boek en een paar andere ingrediënten die nog van pas zouden kunnen komen. Ze stopte haar buit in de twee manden die in de kamer stonden en zag daarna dat er ook een stuk metaal dat verdacht veel leek op dievengereedschap om sloten mee te kraken op tafel lag. Ook had ze op de onderste plank van de kast die in de kamer stond een kistje met een zeer eenvoudig slot gezien.

Mirusa pakte het stuk gereedschap en kraakte het slot. In het kistje zat een beetje geld. Ook dit geld ging bij de andere gestolen spullen. Mirusa controleerde dat ze haar papieren en andere dingen die niet gestolen waren bij zich had en ging de deur door naar buiten.

Het was een zonnige dag en de vogels floten in de bomen, ook al kon zag Mirusa er geen. Buiten stond een ton en Mirusa keek erin. In de ton zaten wat waardeloze spulletjes maar ook een magische ring. Ze pakte de ring en keek er even naar en schoof hem daarna om haar vinger. Even probeerde ze de magie ervan uit en ze voelde nieuw leven door haar heen stromen, voor een hele korte tijd. Ze ging door de deur het tweede gebouw binnen.

Binnen stond een grote brede man in een glimmend goudkleurig pantser. Hij vroeg om haar papieren en Mirusa gaf hem de juiste papieren. Terwijl de kapitein bezig was de papieren te controleren, zag Mirusa in de kast achter hem een sleutel liggen. Ze sloop om de kapitein heen en pakte de sleutel, maar de kapitein merkte het op de een of andere manier. Snel gooide Mirusa de sleutel op de grond.

"Waar zijn wij mee bezig?", vroeg hij.

"Niets meneer..."

"Voor deze ene keer laat ik je gaan, omdat je de regels nog niet kent, maar als je eenmaal buiten staat moet je betalen, naar de gevangenis of vechten voor je leven als je gepakt wordt. Laat dat een les zijn, maar je komt hier niet zomaar weg."

Met deze woorden liet de kapitein zijn broek omlaag glijden.

"Op je knieën en we praten nergens meer over."

Met tegenzin ging Mirusa op haar knieën zitten en nam de slappe lul van de kapitein in haar mond. Zuchtend begon ze aan de lul van de kapitein te zuigen. Hij sloot zijn ogen en Mirusa voelde zijn pik snel harder worden in haar mond. Hij was veel groter dan ze had gedacht toen hij hem voor het eerst uit zijn broek had gehaald en Mirusa kreeg al wat meer zin om de kapitein zo snel mogelijk te laten klaarkomen.

Met haar tong likte ze eerste de eikel schoon, tot hij bijna glom. Vooral de onderrand van de eikel was gevoelig en Mirusa merkte dat de kapitein bijna opsprong als ze daar likte, dus besloot ze daar wat meer aandacht aan te schenken.

Daarna sloot ze haar lippen stevig om de lul van de kapitein van de wacht en met lange halen zoog ze aan de harde pik.

"Niet stoppen... ik ben er bijna... aah!" kreunde de kapitein. Mirusa voelde zijn pik pulseren en voelde iets warms en kleverigs in haar mond spuiten. Ze spuugde het zaad van de kapitein uit. Ze keek naar hem op en hij glimlachte.

"Goed gedaan. Ingerukt!"

Met deze woorden liet de kapitein haar gaan. Toen hij zich weer omdraaide en zijn lul terug in zijn broek aan het stoppen was pakte ze snel de sleutel van de grond en stak hem in haar zak. Ze ging niet gelijk weg maar maakte nog even een praatje met de kapitein. Hierdoor kwam ze te weten dat de Keizerlijke Orde nog soldaten zocht, maar alleen in Gnisis, de andere legioenen hadden al genoeg manschappen. De kapiteins van de verschillende kazernes hadden daarentegen meestal wel een paar karweitjes die anderen voor hen konden opknappen.

Voordat ze weg mocht, had hij nog een opdracht voor haar: ze zou naar Balmora moeten gaan om daar ene Caius Cosades te spreken. De brief die samen met de boot waar zij mee was aangekomen, bevatte specifieke orders van de keizer zelf. Later zou pas duidelijk worden wat hij precies wilde. De kapitein van de wacht overhandigde haar een brief, de brief van de keizer aan Caius, die Mirusa hem moest gaan brengen. De kapitein wist niet precies waar Caius woonde, maar ze zou aan Bacola Closcius moesten vragen waar hij woonde, hij zou het wel weten. Ze kon hem vinden in de plaatselijke club in Balmora, die hij bezat.

Voordat ze de buitenwereld instapte, liep Mirusa terug naar het andere gebouw en haalde de twee manden met spullen leeg. Daarna liep ze door het tweede gebouw naar buiten. Ze stond vlakbij het water in een bescheiden kustplaats met de naam Seyda Neen.

Hoofdstuk 2

Een beetje onwennig stond Mirusa op het plein dat vlakbij de uitgang van het gebouw van de wacht lag. Eerst keek Mirusa op de sleutel die ze gestolen had en zag dat die van het Keizerlijke pakhuis was. Dat bevond zich recht tegenover de gebouwen van de wacht. Mirusa aarzelde niet en opende de deur met de sleutel. Binnen was niemand en Mirusa kon het niet laten en keek in alle kratten en manden. Ze vond meer spullen dan ze kon dragen, ook al was ze niet bepaald slap.

Ze pakte wat ze dragen kon en legde de andere spullen op de grond. Mirusa liep naar buiten en wilde naar de dichtstbijzijnde handelaar gaan om haar spullen te verpatsen voor wat bruikbaarder materiaal zoals een wapen en wat pantser, maar halverwege het plein werd ze staande gehouden door een Boself, die haar vroeg of ze misschien zijn ring had gezien. Mirusa herinnerde zich weer de magische ring die ze had gevonden en die nog steeds om haar vinger zat. Ze aarzelde even maar gaf de kleine man voor haar toch maar zijn ring. Hij was dolgelukkig en zei haar dat hij zijn goede vriend Arille, de handelaar, haar zou vertellen hoe aardig ze was geweest voor hem en dat hij zou vragen of Arille haar goede prijzen wilde bieden. Mirusa's ogen lichtten op en bedankte de kleine Elf. Ze stak het plein over richting de handelaar.

Ze opende de deur en voor haar stond een lange Elf met een gele huid, een Hoge Elf. Dit was Arille waar de Boself over had gesproken. Hij begroette haar hartelijk maar zei dat hij geen Maansuiker wilde kopen en dat ze daar vanaf zou moeten voordat hij wilde handelen. Misura haalde het Maansuiker uit haar zakken en legde het op de toonbank.

"Goed, nu kunnen we handelen. Waar kan ik je mee van dienst zijn? Wapens, kleding, advies, het enige dat ik gratis geef?"

"Dat laatste klinkt erg goed. Wat voor advies heb je voor me?"

"Zorg dat je altijd je vaardigheden onderhoudt. Onderweg kan je oefenen op dieren en mensen die jou als eerste aanvallen. Val nooit iemand aan zonder reden, je wordt opgepakt en moet flink betalen. Voor zover het enige dat gratis is. Wilde je iets kopen?"

Mirusa bekeek de waren die her en der in de kleine winkel uitgestald lagen. Ze kocht een stalen langzwaard, een paar stukken licht pantser en een boog met wat pijlen. In ruil daarvoor had ze zilveren kannen en borden, zware bepantsering waar ze nooit iets mee zou kunnen en nog wat diverse dingetjes. Mirusa kreeg Arille zover dat ze wat kon afdingen. Het kwam precies uit en Mirusa trok haar pantser aan en gordde haar wapens om. Ze zag dat er om de hoek van de winkel een trap was die naar boven leidde en geen bordjes die zeiden dat ze daar niet mocht komen, dus Mirusa liep de trap op. Boven aan de trap stond een grote bebaarde Noorman. Hij sprak haar aan en vroeg haar of ze hem misschien wilde helpen met een klus. Ze zou er wat geld mee kunnen verdienen, dus Mirusa had er wel oren naar.

De Noorman vertelde haar dat Fargoth de Boself, diezelfde Boself die ze een tijdje geleden zijn ring had teruggegeven, geld en wat andere spullen ergens in de stad verborgen hield en de Noorman wilde weten waar dat was. Mirusa zou 's avonds op een uitkijkpunt hoog boven het dorp, liefst de vuurtoren, moeten uitzoeken waar Fargoth zijn spullen verborg en ze dan terugbrengen.

De grote bebaarde Noorman had een deal. Mirusa praatte nog even met de overige mensen die in de kamer boven waren en de vrouw achter de bar gaf haar wat nuttige tips over het eiland Morrowind waar ze was aangekomen en gaf haar een gedetailleerde routebeschrijving naar Balmora. Mirusa ging weer naar buiten en liep naar de vuurtoren die hoog boven het dorp uittorende. Van de bewoonster, met wie ze even sprak, kreeg ze te horen dat een belastinginner al een paar dagen vermist was, maar dat eigenlijk niemand het erg vond dat hij miste, behalve zij.

Mirusa haalde haar schouders op en liep naar boven. Bovenaan de trap lag een boek op een bankje. Mirusa bladerde even in het boek en leerde wat ongewapende vechttechnieken bij. Daarna ging ze door de deur die naar het vuur van de vuurtoren leidde en ging zitten en wachtte totdat het avond zou worden.

Een paar uur later was het donker en nog eens een paar minuten zag ze een kleine gestalte beneden op het plein rondsluipen.

"Gek," dacht Mirusa, "welke idioot heeft er nou een fakkel bij zich als hij juist niet gezien wil worden?" De Boself droeg namelijk een fakkel terwijl hij sloop, maar niemand scheen erg in hem te hebben.

Mirusa zag dat hij naar de modderpoel vlakbij de hutjes aan het water sloop en een beetje rommelde in de holle boomstronk die in het midden van de poel stond. Mirusa wist genoeg en sprong via een dode boom naar beneden. Ze wachtte even totdat Fargoth weg was en liep daarna naar de boomstronk. Daarin zaten de ring, een hoop goud en een loper om sloten mee te kraken. Ze pakte alle spullen maar ging niet terug naar de Noorman.

"Waarom zou ik teruggaan? Het maakte hem niet echt uit en hij ging niet met me mee, dus ik kan zolang wegblijven als ik wil." Mirusa hield al de spullen zelf en liep het dorp uit.

Hoofdstuk 3

Mirusa's gevoel voor avontuur dwong haar min of meer de map van de Rode Wachter uit het huis van de handelaar te negeren en de andere kant op te gaan. Trouwens, ze had toch al besloten dat ze een ritje zou maken op dat grote insect dat even buiten het dorp stond in plaats van het hele eind te gaan lopen. Van een andere dorpsbewoner had ze gehoord dat er aan de west- en zuidkant van het eiland tussen de grootste steden een soort openbaar vervoer was: tegen betaling kon je meerijden op de rug van een enorm insect, een Slibloper.

Mirusa liep gedachteloos richting het westen, totdat ze in haar ooghoek een grote worm op haar af zag springen. Ze trok haar zwaard, maar kon niet voorkomen dat ze worm haar een keer beet. Met een goed gemikte slag van haar zwaard sloeg ze de worm doormidden en nam een stukje van zijn vlees mee voor later. Omdat ze zich een kwartslag gedraaid had, zag ze iets vreemds liggen aan het einde van de landtong waar de worm vandaan was gekomen. Ze liep er op af en zag tot haar verbazing een lijk liggen. Snel doorzocht ze het lijk en vond een behoorlijk bedrag aan goud en een document waaruit bleek dat dit de vermiste belastinginner was. Op het document dat hij bij zich droeg stonden de bedragen die de dorpsbewoners hem schuldig waren en wie had betaald en wie niet.

Mirusa liep terug naar het dorp en bestudeerde de lijst zorgvuldig. Ze zag dat ene Foryn Gilnith het meeste geld schuldig was en besloot hem op te zoeken. Ze wist niet waarom, maar ze liep gelijk door naar de houten hutjes aan het water. In het huisje dat vlakbij de modderpoel stond woonde Foryn. Ze ging de deur door en stond gelijk oog in oog met Foryn, ook een Donkere Elf, net als zij.

Ze vroeg hem over de moord van de belastinginner en hij bekende de moord zonder schaamte:

"Iedereen haatte hem, hij liep altijd maar in te dure kleding en had te dure sieraden om. Het werd verdomme tijd dat iemand hem om zeep zou helpen."

"Dat is geen excuus en daar zul je voor boeten." Met deze woorden trok Mirusa haar zwaard en Foryn balde zijn vuisten. Hij gaf haar een paar rake klappen en bijna viel ze op de grond, maar zijn vuisten konden niet op tegen haar zwaard en even later lag de Elf dood op de grond. Ze onderzocht nog even zijn huis en kwam een prijzig boek tegen dat haar wat verkooptrucjes leerde. Ze nam het boek mee om eventueel te verkopen later en ook de dure ring die hij in zijn zak had zitten.

Mirusa liep naar buiten en ging naar kantoor van de keizerlijke wacht. Ze liep om het gebouw heen en kwam twee gesloten hekken tegen. Met de loper brak ze de sloten open, niemand die reageerde, en ging de deur door, dezelfde deur waardoor ze al eerder was binnengekomen.

De oude man begroette haar. Ze vertelde van de belastinginner en dat ze zijn moordenaar zelf had omgebracht. Hij feliciteerde haar en gaf haar een leuk sommetje geld. Nog steeds was de deur waardoor ze was binnengekomen aan de binnenkant afgesloten, dus moest ze door het andere gebouw weer naar buiten. Ze had nu een aardig bedrag op zak en wat wapens, pantser en ervaring. Mirusa besloot terug te gaan naar de bewoonster van de vuurtoren, van wie ze had gehoord dat de belastinginner vermist werd. Tot haar verbazing wilde ze de ring hebben. Het bleek dat zij en de belastinginner een relatie hadden en dat de ring nu het enige was waardoor ze haar geliefde zou kunnen herinneren. In ruil daarvoor kreeg Mirusa twee drankjes om haar levenskracht aan te vullen. Mirusa liep naar buiten en ging naar de Slibloper en betaalde de bestuurder ervan om haar naar Balmora te brengen.

Hoofdstuk 4

Balmora was een stuk groter dan Seyda Neen, dat zag Mirusa al voordat ze waren aangekomen. Ze bedankte de bestuurder en liep de trap af de stad in. Voor haar zag ze wat kratten en vazen en niemand in de buurt, dus haalde ze de kratten en vazen leeg. Er zaten wat handige ingrediënten in, maar Mirusa had nog steeds geen apparatuur om drankjes mee te maken.

"Die kan ik later vast wel ergens vinden," dacht ze bij zichzelf.

Ze haalde een paar kratten leeg en verplaatste de inhoud naar andere kratten. In de lege kratten stopte ze al haar ingrediënten die ze verzameld had. Andere spullen om op te slaan had ze nog niet maar ze wist zeker dat ze die nog wel zou vinden, boeken en zo.

Aan de eerste de beste inwoner van de stad vroeg ze van alles over de stad en de diensten die er te krijgen waren. Ze kreeg te horen dat er een Vechtersgilde en een Tovenaarsgilde waren. Ook was er ergens een Dievengilde, maar degene met wie ze praatte wist niet precies te vertellen waar die zat. Ze bedankte de Argoniër, een antropomorfe hagedis, en ging de stad in. Eerst ging ze naar de club in een uithoek van de stad. Daar vroeg ze naar de eigenaar en werd een verdieping hoger gewezen. Het katachtige wezen aan wie ze om informatie had gevraagd, had haar ook gevraagd of ze lid wilde worden van het Dievengilde, maar Mirusa had bedankt. Ze wist nu in ieder geval waar het Dievengilde zich ophield in Balmora.

Ze liep de trap op en bovenaan de trap stond de eigenaar, Bacola Closcius. Hij gaf haar de route naar het huis van Caius. Mirusa liep de club uit en sloeg rechtsaf. Ze ging de trap op naar de hoogstgelegen straat van de stad en aan het einde was Caius' huis. Ze opende de deur en zag een half ontklede oude man in het kleine huisje staan. Hij vroeg haar of ze misschien een brief voor hem had. Mirusa gaf de man, Caius Cosades dus, de brief en hij vroeg of ze misschien interesse had om lid te worden van de Zwaarden, een geheime spionnenorganisatie van de keizer. Mirusa zei ja en Caius beëdigde haar als nieuw lid van de Zwaarden.

"Ga eerst maar eens wat ervaring opdoen voordat ik je op missie stuur. Hier heb je ook een lijstje met namen van andere Zwaarden hier op het eiland. Een paar wonen hier vlakbij, breng ze een bezoekje voordat je van mij je eerste opdracht krijgt."

Met deze woorden stuurde Caius Mirusa op weg. Eerst bezocht ze de Zwaarden die in Balmora woonden. Van hen kreeg ze verschillende spullen om te verkopen of om zelf te gebruiken. Een Argoniër gaf haar Maansuiker en zei erbij dat alleen Kazjieten, de katachtigen, dit wilden kopen. Hij vertelde erbij dat Maansuiker en het drankje dat daaruit gedestilleerd werd, Skoema, illegale drugs waren en daarom door niemand verkocht en gekocht worden, behalve door Kazjieten. Van een Rode Wachter kreeg ze een paar stukken zwaar pantser en van een Donkere Elf, die direct daaronder woonde kreeg ze een eenvoudige stamper en vijzel voor het maken van drankjes. Dat laatste kon ze goed gebruiken, de Maansuiker zou ze bewaren voor later en het pantser, wat ze bijna niet kon dragen, zou ze gaan verkopen. Eerst moest ze een paar handelaren vinden.

DarkBee
DarkBee
18 Volgers