Seksgodin Nerevar Deel 04

Verhaal Info
Het laatste gevecht.
7.8k woorden
5
5.6k
00
Verhaal heeft geen tags

Deel 4 van de 4 delige serie

Bijgewerkt 03/12/2021
Gemaakt 03/19/2007
Deel dit Verhaal

Lettertypegrootte

Standaard Lettergrootte

Lettertypeafstand

Standaard Lettertypeafstand

Lettertype Gezicht

Standaard Lettertype

Thema Lezen

Standaardthema (Wit)
Je moet Inloggen of Aanmelden om uw aanpassingen in uw Literotica-profiel op te slaan.
PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier
DarkBee
DarkBee
18 Volgers

Hoofdstuk 23

Eerst sprak Mirusa met de rechterhand van de leider van de Tempel, Danso Indules. Zij gaf aanwijzingen hoe ze de leider van de Tempel kon bereiken: de man in kwestie was nogal gesteld op zijn privacy, dus Mirusa kon de Tempelwachters maar beter vermijden en een achteringang gaan zoeken, zodat ze de leider toch kon bereiken. Mirusa was eigenwijs en ging de tempel in door de hoofdingang, maar zag direct dat de deur naar het kantoor van de leider van de Tempel op slot was en dat er een Wachter in de goedverlichte ruimte stond.

Mirusa moest op zoek naar een andere ingang. Die vond ze aan de zijkant van de tempel. Ze kraakte het slot en ging naar binnen. Daar sprak ze met de leider, Tholer Saryoni. Hij gaf haar twee sleutels: een van zijn kamer en een van de tempel zelf, de ruimte waar Vivec woonde.

Met deze sleutels verliet Mirusa de kamer van de leider en ging de trappen op naar de kamer van Vivec. Met de sleutel deed ze de deur open en voor haar stond, of beter gezegd: zweefde de god Vivec. Zeer beleefd en onder de indruk sprak Mirusa hem aan. Vivec kwam direct ter zake en ging uitvoerig in op Dagoth Ur, zijn plannen en hoe hem te verslaan. Mirusa kreeg van elk verhaal een uitgebreide versie mee op papier om alle details in zich op te nemen.

Voordat Vivec overging op de details, moest Mirusa een eed zweren. Met enige twijfel zwoer ze de eed en Vivec gaf haar een zeer waardevolle en magische pantserhandschoen, Wraithguard genaamd. Met deze handschoen kon Mirusa de twee magische wapens dragen om het hart van Lorkhan te vernietigen, het apparaat dat Dagoth Ur zijn kracht gaf.

Het plan om Dagoth Ur te verslaan bestond uit de volgende vijf onderdelen:

• een serie agressieve aanvallen binnen het Spookhek, het gebied rond de krater van de Rode Berg omheind door een magisch hek om alle met corprus geïnfecteerde monsters bij elkaar te houden.

• een serie agressieve aanvallen om alle aan Dagoth Ur gelieerde vampiers en ander gespuis uit te roeien om waardevolle magische voorwerpen terug te vinden en om Dagoth Ur te verzwakken

• een aanval op Vemynal en op Dagoth Vemyn om de hamer Sunder terug te krijgen

• een aanval op Odrosal en op Dagoth Odros om het mes Keening terug te krijgen

• een aanval op Dagoth Ur met Wraithguard, Sunder en Keening om de connectie tussen het hart van Lorkhan en Dagoth Ur te vernietigen en Dagoth Ur zelf te verslaan

Met deze woorden, papieren met onschatbare informatie, goede raad en een zeer waardevol voorwerp bij zich verliet Mirusa de stad en de god Vivec. Ze had nu de Vierde en Vijfde proef voltooid: alle vier de stammen van de Aslanders en de drie grote Huizen noemden haar hun Nerevarine dan wel Hortator. Via Ebbenhart, Hla Oad en Gnaar Mok kwam Mirusa in Khuul aan. Van daaruit was het niet ver meer naar het kamp van de Urshilaku.

Aangekomen in het kamp ging Mirusa naar Nibani Maesa, de Wijze vrouw van de Urshilaku, maar zij had niets bijzonders meer te melden. Ze omhelsde Mirusa, kuste haar op de mond en wenste haar veel geluk; Mirusa moest nu de laatste gevechten alleen aangaan.

Hoofdstuk 24

Eerste bestemming was het Spookhek en het gebied dat daardoor werd afgeschermd. Vanuit Ald-ruhn was dit het makkelijkst te bereiken. Na een wandeling door het kale, verlaten en door stofstormen geteisterde gebied rond Ald-ruhn, kwam Mirusa bij de ingang van het Spookhek: de Spookpoort.

Aan weerszijden van de ingang waren tempels. Mirusa ging naar binnen en praatte met iedereen. Niet iedereen gaf haar nuttige informatie, maar ze kreeg wel een oude kaart met daarop de locaties van de belangrijkste ruïnes. Ook ontmoette ze een oude legionair die haar een oude munt gaf en haar daarbij een nieuwe kracht leerde: Het geluk van de Keizer. Bij verdere navraag had nog nooit iemand van de man gehoord.

Voor de laatste keer controleerde Mirusa haar uitrusting. Ze had alles wat ze nodig had en ging naar buiten, de poort door, op weg naar Dagoth Ur en zijn onderdanen.

Voor haar rees een berg op en Mirusa had moeite om boven te komen. Her en der liepen corprus-monsters en Daedra rond, maar ze waren traag of ver weg en vormden geen echte bedreiging, daar zorgde Mirusa's boog wel voor. Na een moeizame wandeling door het heuvelachtige landschap waar continu stofstormen waaiden kwam Mirusa bij een Dwergenruïne. De kaart die ze had gekregen was oud en zeer onnauwkeurig, maar van Vivec had ze gehoord dat in elk gebouw een mindere Dagoth huisde die een krachtig magisch voorwerp bezat dat haar goed van pas zou kunnen komen voor het eindgevecht met Dagoth Ur. Daarnaast gaf elke mindere Dagoth kracht aan Dagoth Ur en elke gedode mindere Dagoth kon Dagoth Ur geen kracht meer geven en daardoor werd hij zwakker.

De eerste ruïne die ze tegenkwam heette Endusal en was de schuilplaats van Dagoth Endus. De ruïne was maar klein en Mirusa ondervond weinig hinder. De mindere Dagoth was niet al te moeilijk te verslaan en Mirusa nam zijn amulet mee, zijn magie zou haar nog van pas kunnen komen.

Daarna ging Mirusa weer naar buiten waar nog steeds een stofstorm woedde en haar het zicht ontnam en het lopen bemoeilijkte. Na een lange en moeizame tocht naar het noordoostelijke punt van het Spookhek kwam Mirusa aan bij Tureynulal, de basis van Dagoth Tureynul. Ook hier waren de vijanden niet bijzonder sterk of talrijk en de Dagoth bevond zich in de grootste kamer, bijna gelijk na de ingang en was niet heel erg sterk. Ook hij had een magisch amulet bij zich en ook dat nam Mirusa mee.

De ruïne die ze daarna aandeed was een stuk groter en werd door meer wezens bevolkt en Mirusa had aanzienlijk meer moeite om hier de mindere Dagoth te vinden en te verslaan. Nog steeds had Mirusa geen hamer of mes gevonden dat ook maar enigszins leek op een bijzonder duur en magisch voorwerp, dus wist ze dat ze nog lang niet klaar was.

Nadat ze ook deze ruïne had uitgekamd en alles meegenomen wat van waarde was en achtergelaten wat dat niet was en nadat alle monsters waren gedood, ging ze weer naar buiten. De storm was gaan liggen en Mirusa liep opgewekt verder. Helaas voor haar was de storm maar voor even gaan liggen en al snel werd het lopen haar weer bemoeilijkt door harde wind en door de rondvliegende stofdeeltjes zag ze bijna niets.

Mirusa ploeterde door het kale troosteloze landschap, op weg naar de Rode Berg in het midden van het Spookhek, waar de ruïne van Dagoth Vemyn stond die Sunder bij zich hield.

Na de moeizame tocht glipte Mirusa de Dwergen Training Academie binnen. In de eerste kamer was niemand, dus Mirusa ging liggen en sloot haar ogen en viel in slaap. Een paar uur later werd ze wakker. Ze had zonder onderbrekingen kunnen slapen, al had ze wel over Dagoth Ur gedroomd: in haar slaap had hij tegen haar gepraat en haar verteld dat ze hem zo snel mogelijk moest komen opzoeken. Hij voelde dat ze dicht bij hem in de buurt was en smeekte haar bijna om samen met hem de kracht van de artefacten te gebruiken om zo onsterfelijk te worden. Mirusa schrok wakker en keek om zich heen. Niets te zien. Ze gaapte en rekte zich uit. Toen ze weer een beetje wakker was stond ze op. Ze klopte het stof van haar pantser en rekte zich nog een keer uit. Ze voelde zich een stuk sterker en slimmer dan toen ze ging slapen, al had haar droom over Dagoth Ur haar verontrust.

Mirusa liep Vemynal in, op zoek naar de magische hamer Sunder. Uiteraard stuitte ze op zware tegenstand en ze had alles nodig wat ze bij zich had om haar tegenstanders te verslaan. Door slim gebruik te maken van openstaande deuren en hoeken in gangen als een soort schild, kon ze haar tegenstanders hun magie laten opmaken zonder dat ze werd geraakt. Met haar boog veranderde ze haar vijanden in speldenkussens en bracht hen de genadeklap toe met haar zwaard.

Nadat ze de bovenste verdiepingen van de ruïne had onderzocht maar niets had gevonden, ging Mirusa steeds dieper de ruïne in. In de onderste, centrale kamer vond ze Dagoth Vemyn. Gelukkig was hij alleen en had Mirusa genoeg ruimte om zijn magische aanvallen te ontwijken, anders had ze het misschien niet overleefd.

Ze doodde de mindere Dagoth en vond eindelijk iets dat de helse tocht door het onherbergzame gebied binnen in het Spookhek de moeite waard maakte: de magische hamer Sunder. Ze probeerde hem op te pakken maar zodra haar vingertoppen het metaal aanraakten, schoot een onvoorstelbare pijn door haar arm. Doodsbang sprong Mirusa twee meter achteruit en hield haar bijzonder pijnlijke arm vast. Toen ze weer helder kon nadenken, bedacht Mirusa dat stervelingen de artefacten Keening en Sunder niet zonder meer konden aanraken. Als ze het toch zouden proberen, zouden ze elke seconde helse pijnen voelen, die hen zouden verwonden tot de dood er op zou volgen. Aldus Vivec. Mirusa kon zich wel voor haar hoofd slaan: daarom had ze Wraithguard bij zich! Snel trok ze de handschoen aan en pakte de hamer op. Geen centje pijn. Voorzichtig borg Mirusa de hamer op, zodat hij haar geen last meer zou bezorgen totdat ze hem nodig had om Dagoth Ur te verslaan.

Voordat ze door ging, rustte ze even uit om op krachten te komen na het zware gevecht met Dagoth Vemyn en de helse pijn in haar arm van daarnet een beetje te vergeten. Toen ze weer was uitgerust ging ze terug naar buiten, dit keer met Sunder bij zich.

Hoofdstuk 25

De volgende halte was Odrosal, bewaarplaats van Keening.

Mirusa negeerde de stofstormen om haar heen, ze had nu een stuk duidelijker haar einddoel voor ogen: Dagoth Ur verslaan, koste wat kost. Ze had nu twee van de drie dingen bij zich die ze nodig had om Dagoth Ur voor eens en voor altijd van de krachten van het hart van Lorkhan te scheiden om zo zijn macht ongedaan te maken, ook al zou dit ook de dood van het Tribunaal kunnen betekenen.

Mirusa geloofde toch niet zo in de goden, ook al had ze Vivec in levende lijve ontmoet. Het maakte Mirusa niet zoveel uit als Vivec, Almalexia en Sotha Sil weer mens zouden worden. Vastberaden liep ze verder, alle tegenstand zonder blikken of blozen uit de weg ruimend met haar zwaard.

Op haar kaart was Odrosal al aangekruist, dus Mirusa hoefde alleen maar goed op de weg te letten terwijl ze door het desolate landschap liep. Een paar uur later kwam ze bij de ingang van Odrosal aan. Mirusa opende de bolvormige deuren en stapte naar binnen. Voordat ze het gevecht met de laatste mindere Dagoth aanging controleerde ze haar uitrusting. Ze repareerde wat beschadigd was en telde haar drankjes en spreuken. Alles leek te kloppen en Mirusa liep de trap af, Odrosal in.

Voorzichtig sloop Mirusa door de gangen, haar boog voor zich uit houdend met een pijl op de pees, klaar om alles neer te schieten dat bewoog. De laatste ruïne voor die van Dagoth Ur was klein en ze had Dagoth Odros al snel gevonden. Veel tegenstand was ze niet tegengekomen. De laatste mindere Dagoth bood daarentegen tegenstand genoeg en Mirusa had haar handen vol om zijn magische aanvallen te ontwijken en tegelijkertijd een nieuwe pijl op haar boog te leggen, de pees aan te spannen, te richten en de pijl af te schieten en te hopen dat hij doel zou treffen.

Na een paar gemiste schoten besloot ze om achteruit lopend om de mindere Dagoth heen te draaien en om hem zo zijn magische krachten te laten gebruiken totdat hij geen magie meer kon gebruiken. Mirusa trok haar zwaard en liep rondjes om Dagoth Odros, die haar bleef bestoken met magische aanvallen. Toen hij geen magie meer in zich had snelde Mirusa op hem af, haar zwaard boven haar hoofd geheven. De mindere Dagoth balde zijn vuisten, klaar om terug te vechten.

Mirusa liet haar zwaard neerkomen toen ze dichtbij genoeg was. Ze sneed diep in de schouder van de mindere Dagoth en zwart bloed stroomde uit de gapende wond. Het monster stootte een laag gebrul uit en zwaaide woest met zijn armen heen en weer en Mirusa had al haar reflexen nodig om ze te ontwijken.

Ze hield haar schild omhoog en Dagoth Odros beukte met volle kracht tegen haar schild. Door de hevige klap schoof Mirusa een paar centimeter achteruit en tegelijkertijd hoorde ze botten kraken. De Dagoth greep zijn hand vast en schreeuwde nog harder. Met zijn bruikbare hand probeerde hij Mirusa te raken, maar hij had teveel pijn om zich te kunnen concentreren en Mirusa maakte daar handig gebruik van door de klappen te ontwijken en hem op zijn pijnlijke hand en schouder te raken, waardoor het monster alleen maar er werd en meer pijn leed.

De open wond aan zijn schouder had de Dagoth uitgeput, want na een paar minuten viel hij op zijn knieën en hij zette zijn niet-gewonde hand op de grond en hijgde. Op dit moment had Mirusa gewacht. Ze zwaaide met haar zwaard en stak het diep in de hals van Dagoth Odros. De punt van haar zwaard drong tot halverwege de kling in het vlees van de mindere Dagoth. Bloed gutste uit de wond en de Dagoth viel dood neer.

Mirusa wankelde naar de dichtstbijzijnde muur en liet zich op de grond zakken. Ze was behoorlijk uitgeput door het gevecht. Nadat ze even had gezeten, stond ze weer op en onderzocht het lichaam van de dode Dagoth die vlak voor haar op de grond lag. Ze nam een sleutel mee die ze op zijn lichaam vond.

Met deze sleutel opende ze de deur aan de andere kant van de ruimte waar ze net gevochten had. In deze ruimte stond in het midden een grote kist. Mirusa opende de kist en zag er een glimmend mes in liggen. Ze wilde het mes pakken, maar bedacht zich net op tijd dat dit Keening moest zijn en dat ze die niet zo maar kon oppakken. Uit haar bagage pakte ze Wraithguard, die ze om haar rechterpols liet glijden. Ze voelde hoe de magie haar omgaf en beschermde. Ze pakte Keening uit de kist en stopte hem weg. Daarna trok ze Wraithguard weer uit en stopte hem bij haar spullen. Voordat ze Dagoth Ur ging verslaan, gebruikte ze haar amulet van Almsivi Interventie om naar Ald-ruhn terug te gaan, ze had nieuwe voorraden nodig, Dagoth Ur zou allesbehalve makkelijk te verslaan zijn.

Hoofdstuk 26

Een paar tellen later stond Mirusa weer in Ald-ruhn. Ze nam de Slibloper naar Balmora en liep naar haar kisten met voorraden. Ze stalde haar alchemie-apparaten voor zich en begon te experimenteren met diverse kruiden, planten, dierlijke producten, mineralen en edelstenen en andere ingrediënten. Al gauw had ze diverse flessen gevuld met helende drankjes, deze zou ze hard nodig hebben om het gevecht met Dagoth Ur te kunnen overleven. Ze nam de drankjes niet mee, maar borg ze samen met de apparaten en ingrediënten op in kisten. Alle spullen die ze voorlopig niet nodig had borg ze op in kisten die her en der op het plein verspreid stonden.

Mirusa was klaar met drankjes maken en rechtte haar rug. Ze keek recht in de zon en hield haar hand voor haar ogen om niet verblind te worden. Ze dacht na.

"Wil ik dit eigenlijk wel? Ben ik sterk genoeg om Dagoth Ur te gaan verslaan? Ben ik überhaupt wel klaar om het laatste gevecht aan te gaan en de redder van Morrowind te worden of ben ik nog steeds maar een onzeker meisje dat niet weet wat ze wil? Al die vragen!"

Mirusa liep naar de dichtstbijzijnde winkel en ging op de trap zitten die naar de winkel leidde. Plotseling herinnerde dat ze nog wat dingetjes kon gaan doen voor de gilden en het huis waar ze bij hoorde.

"Verrot, da's waar ook! Ik kan net zo lang wachten als ik wil! Dagoth Ur loopt niet weg en Vivec kan best nog wat langer wachten, hij is toch onsterfelijk. Eens kijken, wat kan ik allemaal gaan doen?"

Mirusa keek in haar boekje, waar ze belangrijke dingen in opschreef. Ze bladerde wat en kwam tot de volgende dingen:

• Suiker-lippen Habasi zou waarschijnlijk een nieuwe opdracht voor haar hebben, daar had ze de vorige keer niet om gevraagd.

• Edwinna zou misschien wel een klus voor haar hebben, ook daar had ze de laatste keer dat ze daar was niet om gevraagd.

• had ze dat boek al aan de Gildenmeesteres van het Vechtersgilde in Balmora gegeven?

Drie zaken die ze nog kon gaan doen. Daarnaast waren er in de andere grote steden ook Gilden, met daarin Gildenmeesters die haar nog meer opdrachten konden geven. Mirusa dacht er even over na, maar haar hoofd begon te draaien van alle mogelijkheden die ze had.

"Laat ik het voorlopig bij Balmora houden," dacht ze bij zichzelf.

Ze liep naar het krat waar ze haar boeken en belangrijke papieren in bewaarde. Het codeboek lag er nog steeds in en ze haalde het er uit. Nadat ze wat papieren in het krat had gelegd ging Mirusa naar het Vechtersgilde. Eydis, de Meesteres, begroette haar hartelijk en bedankte haar voor het boek, ook al had het misschien wat lang geduurd. Ze kreeg een promotie en een nieuwe opdracht: dit keer moest Mirusa geld gaan halen van Helviane, de eigenares van een club in Suran. Dit geld zou ze verschuldigd zijn aan een lid van het Vechtersgilde die daar vlakbij woonde, maar tot dusver had ze geweigerd te betalen.

Mirusa aanvaardde de opdracht en ging naar buiten. Met de Slibloper kwam ze in Suran. De club waar Helviane de eigenares van was, was niet moeilijk te vinden: rode lampen brandden bij de ingang en er hing een groot bord met de mededeling dat er in deze club elke avond vrouwen zouden dansen. Mirusa trok een wenkbrauw op en ging naar binnen.

Binnenin zag ze een Kazjiet en een Breton met ontbloot bovenlijf achter de bar staan. De laatste sprak ze aan en dit bleek Helviane te zijn, de eigenares. Op een podium aan de andere kant van de club waren drie naakte vrouwen aan het dansen. Aan diverse tafels zaten mannen stevig te drinken of hun roes uit te slapen. Niemand leek aandacht te besteden aan de danseressen.

Mirusa sprak Helviane aan en begon gelijk over het geld wat ze verschuldigd zou zijn. De Breton protesteerde hevig en zei dat ze niemand iets verschuldigd zou zijn en dat Eydis en het Vechtersgilde haar probeerde af te persen. Helviane zei ook dat het Vechtersgilde, sinds het onder leiding van ene Sjoring Hard-Hart stond, ongezonde banden met de Camonna Tong had gesmeed. Mirusa begon na te denken en plotseling schoot haar het codeboek binnen, dat ze van het Dievengilde had moeten halen. Misschien dat daar belastende informatie in stond? Mirusa zei tegen Helviane dat ze zich geen zorgen hoefde te maken en dat ze het geld zelf zou betalen, zij was waarschijnlijk een stuk rijker dan Helviane. De vrouw bedankte haar en bood haar een drankje aan voordat ze wegging. Mirusa kon dit vriendelijke gebaar niet afslaan en kreeg een flinke beker sterke drank voor haar neus neergezet. Ze nam een voorzichtig slokje en voelde de drank in haar keel branden. Ze hoestte en bedacht dat het nog wel even zou kunnen gaan duren voordat ze weer terug in Balmora was. Mirusa nam haar drankje mee en liep naar het podium. Daar praatte ze wat met de danseressen, maar die hadden niets bijzonders te melden.

Mirusa ging de trap op naar de tweede verdieping. Een dronken man sprak haar aan, hij had een probleem:

"Weet je moppie," zei hij met dubbele tong, "een tijdje geleden had ik, Daric Bielle, een slaaf, een Argoniër die naar de naam Verbergt-zijn-ogen luistert. Hij rende weg en ik probeerde hem te vangen, maar zonder succes. Ik heb een gids ingehuurd, Haj-Ei, ook een Argoniër, maar hij kon me ook niet helpen. Hij heeft me verdomme het halve eiland over gesleept en me klauwen met geld gekost maar ik kon die vervloekte slaaf nergens vinden. Kun jij me helpen? Ik heb nog wel wat geld voor je."

"Ach, wat zou het," dacht Mirusa. "Een beetje geld is nooit weg."

"Ik doe het," zei ze tegen Daric.

"Mooi" was zijn antwoord. "Ga eerst langs de slavenhandelaar hier in de stad, hij kent de taal van de Argoniërs een beetje, misschien kan hij je verder helpen. En laat me nu alleen, ik wil meer drank. Hé wijffie, breng me effe snel een nieuwe beker met die zooi van je, en snel een beetje," riep hij naar de bar.

Mirusa schudde haar hoofd en liep weg. Na wat rondvragen kreeg ze te horen dat er een Argoniër met de naam Haj-Ei in de club was en dat de slavenhandelaar zijn kantoor vlakbij de club had. Eerst ging Mirusa naar de slavenhandelaar.

DarkBee
DarkBee
18 Volgers