Vuurtoren

Verhaal Info
Eenzaam.
8.9k woorden
4.41
5.9k
0
2
Deel dit Verhaal

Lettertypegrootte

Standaard Lettergrootte

Lettertypeafstand

Standaard Lettertypeafstand

Lettertype Gezicht

Standaard Lettertype

Thema Lezen

Standaardthema (Wit)
Je moet Inloggen of Aanmelden om uw aanpassingen in uw Literotica-profiel op te slaan.
PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier

20-11-2016

Weer wat rommel :^P kijk maar, leuk verhaaltje? of niet?

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Woest beukten de golven op de kliffen rond de voet van de vuurtoren. Een mist van druppeltjes sloeg tegen zijn gezicht, hij sloot zijn zuidwester dichter tegen zich aan en wendde zijn gezicht af terwijl hij bezig was om het vastzittende dekschild los te trekken. Dat kloteding zat altijd vast op het verkeerde moment. Zoute druppels rolde langs zijn gezicht, hij proefde de zee op zijn lippen.

In de verte doorkliefde bliksem de duisternis, het diepe gerommel direct gevolgd door het felle licht was een indicatie hoe dichtbij het onweer was. Hij moest haast maken, met kracht trok hij aan het schild toen het eindelijk meegaf. Snel begaf hij zich weer naar beneden en ontstak de lamp vanuit zijn kleine controlekamer.

Bij het licht van een enkele gloeilamp schonk hij een kop koffie in, de koffie was minstens drie uur oud inmiddels, bitter, verbrand. De vloeistof baande zich een weg door zijn slokdarm, een spoor van warmte. Hij keek uit het raam naar de woeste oceaan. Hij was hier alleen, eenzaam. Ver uit de Ierse kust, dit was zijn thuis.

***

De volgende dag was het weer een beetje opgeklaard, met wat gereedschap klom hij naar het bordes en repareerde het dekschild. Hij was de halve dag bezig met heen en weer klimmen om te testen of zijn reparaties het gewenste effect hadden en rond de middag had hij zichzelf verzekerd dat het mechaniek weer voldoende functioneerde.

Leunend tegen het hekwerk keek hij over de oceaan, zijn ogen volgde de meeuwen onder het gesloten wolkendek, af en toe doorbroken door jacobsladders. De oceaan was nog ruw, maar niet meer de woeste oerkrachten zoals afgelopen nacht. Hij snoof de geur van de zee diep in zijn longen en begaf zich weer naar de controlekamer. Aan het kleine bureau dronk hij zijn koffie en keek naar de berichten op zijn scherm.

***

Terwijl de zon haar eerste stralen over de zee wierp liep hij over het eeuwenoude pad dat hem door het ruige landschap van het eiland voerde. De wind was nog steeds stevig, zoals altijd hier in deze uithoek en flakkerde in zijn oren. Hij trok de kraag van zijn jas hoog op en keek naar de hemel, de meeuwen in hun vlucht volgend. Hij hield van dit kleine eiland met zijn ruïnes en ruwe rotspartijen, zijn toevluchtsoord in het midden van de atlantische oceaan.

Het was een klein eiland met alleen het wachtershuisje en de vuurtoren. In het midden was een ruïne van een oud klooster, eeuwenoude herinnering aan een kleine gemeenschap die hier stand had gehouden, een pestkolonie. Aan de landzijde was een kleine natuurlijke haven, een klein strandje met een houten dok. Hier lag zijn bootje, zijn enige fysieke verbinding met het vasteland.

Één keer per week voer hij naar de overkant, naar het dorpje om zijn voorraden aan te vullen en zijn post op te halen. Afhankelijk van het weer wisselde de dag enigszins, maar hij was een man van gewoonte en vaak trotseerde hij de zee op dagen dat dit niet verstandig was. Deze dag was echter perfect, en in alle rust legde hij de mijlen af tussen het eiland en het land.

***

Het was een paar weken na het vernietigende nieuws geweest, het bericht dat haar ouders waren omgekomen onderweg naar huis, een vrachtwagen, een file. Huilend had ze hoorn uit haar handen laten glijden, ze waren voor altijd weg. Die weken waren voorbijgegaan in een waas.

Beetje bij beetje hervond ze zichzelf. Raakte ze gewend aan de feiten die vastlagen als graniet, onwrikbare werkelijkheid, ze was wees.

Die dag had ze besteed aan het leegruimen van hun persoonlijke spullen, ze had besloten het huis te verkopen, te veel herinneringen.

Haar moeder had altijd graag gelezen en ze had heel veel boeken gehad. Één voor één had ze ze in kleine doosjes gedaan, ze zouden worden opgehaald door een opkoper. Door toeval, een speling van het lot, viel een boek uit haar handen, precies het boek met de foto.

Ze had lang gekeken naar de foto, ze begreep het niet, het was haar moeder, jong, erg jong. Ze had een baby in haar armen en lag in een ziekenhuisbed. Het was duidelijk haar baby, hoe ze keek, haar lach. Maar de baby op de foto kon niet haar zijn, de datum van de foto was ruim 20 jaar voor haar geboorte.

Ze streek met haar vinger langs het gezicht van haar moeder, op de foto nog een meisje. Wie was die baby? Waarom wist ze hier niet van?

Ze had alle boeken weer uit de doosjes gehaald en nagelopen, op zoek naar meer foto's, naar antwoorden, niets, ze vond niets, ze had alleen die foto.

***

"Wie is die baby" ze wees op de foto, om precies te zijn op de baby alsof het niet duidelijk was wie ze bedoelde en keek haar aan. Ze keek naar haar oude gezicht, haar neergeslagen ogen, haar zucht. "Liefje... dat is... je broer... hij... je moeder..." Ze keek naar haar oma, een traan rolde over haar wang.

Haar oma huilde een tijdje en keek uit het raam, toen pakte ze haar hand en keek haar diep in haar ogen, ze haalde diep adem "Je hebt een broer, Marjolein, je moeder heeft een kind gehad toen ze 15 was, ze had een relatie met een oudere, getrouwde man. Hij was haar leraar en ze kreeg een kind van hem. De relatie hield geen stand en hij heeft hem meegenomen, om op te voeden, samen met zijn vrouw. Toen leek het ons de beste oplossing, ze was nog zo jong..."

Marjolein zocht naar woorden, ze had een broer? Ze keek diep in de ogen van de oude vrouw tegenover haar "waarom weet ik daar niets van, hoe heet hij? waar woont hij?".

Haar oma kneep in haar hand "Hij heet Jeroen Verberne en hij woont waarschijnlijk in Ierland, ik heb mijn kleinzoon nooit meer gezien na de dag dat hij werd meegenomen en je moeder ook niet. Dat was de deal, het was als een adoptie, zijn vrouw heeft haar man, zijn vader, vergeven voor wat hij had gedaan en beloofde ons Jeroen liefdevol op te nemen in hun gezin, maar dat jouw moeder nooit contact mocht zoeken met hem of met zijn vader. Wat we begrepen was dat ze zouden terugkeren naar Ierland."

Marjolein keek naar haar oude oma, de pijn leesbaar in haar gezicht. Ze had haar hand nog steeds vast. "Lieve Marjolein, ik mis je moeder, en ik zou alles overhebben om Jeroen nog een keer te zien voor ik doodga, maar lieverd, het is het verleden, je moet vooruit, je moet je leven oppakken en niet op zoek gaan naar het verleden, je hebt er niets te zoeken.

Marjolein liet haar hand los en keek naar haar "Ik weet niet wat ik ga doen oma, ik weet het echt niet, ik moet dit verwerken"

***

De verkoop van het huis verliep voorspoedig en omdat de hypotheek zo goed als afgelost was hield ze voldoende over om een leuk appartement voor zichzelf aan te schaffen, met de meubels van haar ouders en van zichzelf was het snel ingericht en was ze klaar om haar eigen leven te leiden, ware het niet dat die foto in haar brein bleef rondcirkelen als een gier boven een kadaver. Wroetend in het verleden.

Ze herinnerde zich de woorden van haar oma, ze had gelijk. Wat had ze te vinden? Iemand die haar niet kende, zijn eigen leven had, zich waarschijnlijk niet bewust was van zijn echte moeder. Wat zou ze overhoop halen? Het zou een zoektocht zijn zonder winnaars.

Het vrat maanden aan haar. Avonden zat ze met de foto in haar hand op de bank, wie was die baby? Wat was er van hem geworden? Jeroen Verberne, de naam had zich in haar brein geëtst, onuitwisbaar, onvergeetbaar.

***

Marjolein zat trillend op haar bank met haar telefoon in haar hand, ze had nooit verwacht dat die privédetective wat zou vinden, en al helemaal niet zo snel, ze had hem nog geen week geleden opdracht gegeven Jeroen op te sporen en nu had ze een adres, of tenminste een postbus.

***

Voorraden inslaan was een gewoonte voor hem, één keer per week deed hij zijn vaste rondje door het dorp. Bij de meeste winkels stond zijn bestelling al klaar en was het een kwestie van wat verse producten erbij te kiezen.

Hij zorgde altijd dat hij voldoende houdbare spullen meenam om zijn noodvoorraad aan te vullen. Als je op een afgelegen eiland zit moet je voorbereid zijn op het ergste en hij had dan ook een voorraad om een maand afgesloten te kunnen zijn van de buitenwereld.

Bij het postkantoor haalde hij zijn post op en dat was het laatste deel van zijn rondje, of nou ja, het laatste verplichte deel. Hij eindigde altijd bij hetzelfde eetcafé. Één keer per week verwende hij zichzelf, het eten was er goed en hij voelde zich er thuis. In feite was dat café zijn enige menselijk contact.

"Het gebruikelijke?" de stevige Ierse dame die al eeuwen het café runde begroette hem joviaal, alsof hij een local was. Hij knikte en ging aan een tafeltje zitten, één voor één nam hij zijn poststukken door, het meeste stelde weinig voor maar zijn oog viel op een postkaart met een cryptische tekst "21-12 14:35 KIR" .

Hij overwoog de kaart weg te gooien en er nooit meer aan te denken. Het was een blanco kaart, het poststempel was uit Nederland. Hij woonde zijn hele leven in Ierland en was zelfs nog nooit in Nederland geweest, waarom zou iemand hem deze kaart sturen?

***

Die week ging vrij rustig voorbij, het weer was kalm en hij genoot van zijn rust. Overdag wandelde hij vaak een paar uur over het eiland. Het hoogste punt van het eiland was een klif, vanaf dit punt keek je over de oceaan uit. Hij zat hier vaak en van wat stenen en planken had hij een soort van bankje gemaakt.

De dag voor de datum op de kaart zat hij er weer. Hij keek naar de kaart, naar het handschrift. Hij herkende het niet, ronde letters, vrouwelijk. Peinzend keek hij over de oceaan, het raadsel dat hem al bijna een week bezig hield. Wie had hem deze kaart gestuurd?

***

Die middag reed hij na zijn vaste rondje niet naar het café, zonder echt bewust een beslissing te hebben genomen reed hij naar de luchthaven van Kerry County.

Om kwart over twee parkeerde hij zijn auto en liep de kleine aankomsthal binnen. Bij de enige gelegenheid bestelde hij een kop koffie en ging aan een tafeltje zitten.

Tien minuten later dan gepland landde de kleine cityhopper en keek hij naar de mensen die uitstapten. Het waren bijna allemaal locals, mensen die zonder aarzelen met hun spullen de hal uit liepen en hun weg vervolgden.

Zijn oog viel op een jong meisje, slank, een zwarte legging en een wit shirt. Een knap meisje, blond haar tot halverwege haar rug en ranke vrouwelijke vormen. Ze stond twijfelend in de hal en keek om zich heen. Ze had geen bagage, op de kleine rugzak op haar rug na.

***

Het was het vreemdste en spannendste dat ze ooit had gedaan, ze had een kaart gestuurd naar het adres, met alleen een tijd en een locatie, cryptisch, of nou ja, niet cryptisch maar kort. Ze had overwogen een hele brief te schrijven, maar elke keer had ze het papier verfrommeld en weggegooid.

Wat uitzoekwerk had haar geleerd dat ze in principe in een dag heen en weer kon. Mocht hij niet willen spreken met haar en zelfs niet op komen dagen dan zou ze binnen twee uur een vlucht terug hebben naar Dublin en vanaf daar zou ze in een paar uur weer in Amsterdam zijn.

De vlucht vanaf Dublin naar Kerry County was niet comfortabel, het kleine vliegtuigje gaf haar een onveilig gevoel. Ze keek uit het kleine raampje. Kleine dorpjes in een ruig landschap, groen afgewisseld met grijze rotspartijen. Het vliegtuigje reageerde op elke windvlaag en ze was blij toen ze geland waren.

Twijfelend stond ze in de ontvangsthal. Al snel waren haar medereizigers verdwenen en stond ze moederziel alleen in de hal. Ze had dit nooit moeten doen, wat had ze verwacht? Een ontvangst committee? Wat zou ze zelf hebben gedaan als ze zo'n kaartje had ontvangen? Waarschijnlijk had hij het bekeken en weggegooid.

Ze had een half uurtje rond zich heen gekeken en was toen naar de balie gelopen om informatie op te vragen over de eerstvolgende vlucht terug, dit was één grote mislukking geweest. De volgende vlucht zou over 4 uur vertrekken, haar retourticket was geldig voor die vlucht en de reservering was gemaakt.

Met haar rugzak op haar rug liep ze door de hal en keek waar ze de komende vier uur moest gaan zitten. Er was één kleine koffieshop, een paar stoeltjes en een klein winkeltje. Er zat bijna niemand. De hal was zo goed als leeg, op wat wachtende mensen na die waarschijnlijk op dezelfde vlucht wachtten.

Ze bestelde een kop koffie en ging aan één van de tafeltjes zitten. Teleurgesteld maar ook opgelucht ergens. Ja, ze had zich vanalles voorgesteld, gehoopt dat ze hem zou ontmoeten, maar wat had ze moeten zeggen? Misschien was het ook wel goed zo.

Ze keek om zich heen naar de mensen die een tafeltje verderop zaten, waarschijnlijk een stel, twee grote koffers naast zich. Waar zouden ze heen gaan? Peinzend keek ze naar ze, fantaserend over hun bestemming.

***

Het meisje stond een tijdje twijfelend rond zich heen te kijken en liep toen naar de balie van de luchtvaartmaatschappij. Waarschijnlijk was ze de verzender van de postkaart, waarom zou je anders aankomen en direct terugkeren?

Terwijl ze een paar tafeltjes verderop ging zitten nam hij haar in zich op en probeerde zich te herinneren waar hij haar van zou moeten kennen. Wat moest ze van hem?

Na een klein uurtje stond hij op en liep naar haar toe. Ze keek hem vragend aan toen hij naast haar tafeltje stond. Hij slikte even, ze was knap bedacht hij zich, haar witte huid contrasteerde met haar diepblauwe ogen. Sluik blond haar rond een prachtig gevormd gezichtje. Wat zou zo iemand van hem moeten?

Zonder wat te zeggen legde hij de postkaart op haar tafeltje. Ze pakte de kaart en wierp hem een brede glimlach toe, haar blauwe ogen twinkelend. "Jeroen?" zei ze met een hele zachte stem. Hoe wist ze zijn naam? "Wie ben jij?" argwaan en twijfel, wie was deze vrouw, wat moest ze van hem?

Ze stak haar kleine handje uit en stond op "Hoi Jeroen, ik ben Marjolein, ik ben je kleine zusje, of nou ja, je halfzusje"

"Je vergist je, ik heb geen zusje" Hij gaf haar geen hand en draaide zich om, dit was heel vreemd, hij had geen zusje, zijn moeder had na hem geen kinderen meer gekregen en zijn vader was 4 jaar na zijn geboorte overleden. Hoe kon hij een halfzusje hebben?

"Jeroen wacht" Hij voelde een hand op zijn schouder, hij draaide zich ruw om.

"Dame, je vergist je zoals ik al zei, ik heb geen zusje, ik weet niet wat je van me wil"

"Jeroen, kijk, dit ben jij" Ze gaf hem een oude foto, een vrouw die hij niet kende met een baby, hij keek even naar de foto en gaf hem weer terug "Ik ken die vrouw niet, nooit gezien, dat is niet mijn moeder"

Hij trok zijn jas dicht en liep de ontvangsthal uit naar zijn auto, hij had niet moeten komen, wat had hij verwacht? Wie dat meisje was wist hij niet, maar ze was in de war.

"Jeroen, wacht nou even, laat het me uitleggen"

Ze stond weer achter hem, hij draaide zich half om en keek haar aan

"Wat wil je nou uitleggen, je denkt dat ik die baby ben, dat ben ik niet, die vrouw is mijn moeder niet. Je vergist je, ik vind het vervelend voor je en ik wens je een hele goede reis terug."

"Jeroen, jouw achternaam is Verberne, je vader heet Richard en is leraar Engels. Hij heeft een paar jaar in Nederland gewoond, samen met de vrouw waarvan je denkt dat het jouw moeder is. Je vader heeft een relatie gehad met mijn moeder, ze was nog heel jong."

Hij keek haar aan, hoe wist ze de naam van zijn vader? Of nou goed, ze wist ook zijn naam, twijfel sloeg toe en hij draaide zich meer naar haar

"waarom zou ik dit verhaal geloven? Mijn ouders hebben nooit in Nederland gewoond"

Ze keek hem wanhopig aan "Jouw moeder, de vrouw die je jouw moeder noemt, vergaf je vader en heeft jou opgenomen als haar eigen kind onder de voorwaarde dat mijn moeder, jouw echte moeder, nooit contact zou zoeken met jou of met je vader. Ze is een half jaar geleden omgekomen samen met mijn mijn vader, ik vond die foto en mijn oma, jouw oma, heeft me het verhaal verteld. Ik heb een privédetective ingehuurd om je op te sporen en het verhaal te controleren en het klopt"

Ze pakte zijn hand "Jeroen, ik ben je zusje. Kom drink een kop koffie met me, daarna verdwijn ik uit je leven, ik verplicht je tot niets, maar ik wil je heel graag een keer spreken."

***

Onwennig zat hij tegenover het meisje die beweerde zijn zusje te zijn, haar verhaal klonk op zich nog geloofwaardig ook. Twijfelend pakte hij zijn telefoon

"hallo ma, ik heb een vraag, een vreemde vraag, hebben jullie voor mijn geboorte in Nederland gewoond?"

Het bleef een tijdje stil "waarom wil je dat weten" hij hoorde argwaan in de stem van zijn moeder

"Is het zo?

"Jeroen, ik... ja... ik neem aan dat ze contact met je heeft gezocht?"

"Wie?"

"oh Jeroen dit is moeilijk, ik wilde het je ooit vertellen, maar ik..."

"Is het waar? Ben ik geadopteerd door jou?"

"Ja... ze had beloofd nooit contact met je op te nemen"

"Heeft ze ook niet, ze is overleden, ik zit hier met een meisje die beweert mijn halfzusje te zijn"

"Ach hemel... Jeroen, je moet weten dat ik altijd van je heb gehouden alsof je mijn zoon was, ik hoop..."

"Ma, je blijft altijd mijn moeder, daar verandert niets aan, ik hou van je"

"Ik ook van jou Jeroen, ik... wil je dat ik naar je toe kom?"

"Nee, ik kom binnenkort naar jou, ik wil je spreken, maar heb geen angst ik ben niet boos, ik heb alleen heel veel vragen"

"Dat snap ik... ik hou van je"

"Ik van jou, ma"

***

Ze had naar hem gekeken tijdens zijn telefoongesprek, ze kon er iets van verstaan. Ze sprak aardig Engels, maar wat hij sprak was geen Engels, dit was Iers, of Gaelic. Het was ook niet zo heel erg dat ze het niet kon verstaan, ze zag aan zijn gezicht genoeg.

Hij was knap, een oudere man, begin veertig, maar een gezicht alsof hij al jaren op zee rondzwierf, ruw, gelooide huid, doorleefd. Hij was groot en breed, donker met dezelfde helblauwe ogen als ze zelf had en haar moeder had gehad.

Toen hij zijn telefoon had weggeborgen keek hij haar lang aan "ok, gun me even wat tijd, een paar dingen die ik altijd vanzelfsprekend vond blijken anders te liggen, blijkbaar klopt je verhaal aardig... alleen, wat wil je nu van me? Ik kan moeilijk ineens een broer zijn voor je, ik ken je niet."

"Ik weet het zelf ook niet Jeroen, ik bedoel, ik was van plan je te ontmoeten, met je te praten en dan weer om te keren, en dat is waarschijnlijk ook precies hoe het gaat lopen"

"Ok, daar kan ik mee leven, wil je koffie? Hoe laat gaat je vlucht terug?"

"Ja ik lust wel koffie, mijn vlucht gaat over ongeveer 2 uur"

Aanvankelijk was het gesprek stug, Jeroen was stug, maar na een tijdje verliep het gesprek vlot en hadden ze elkaar hun levensloop verteld, dingen die hen bezig hield en te snel stond Marjolein op en stak haar hand uit.

"Jeroen, het was aangenaam, aangenamer dan ik had durven hopen. Ik ga mijn vlucht halen, misschien spreek ik je ooit nog."

"Insgelijks Marjolein, ik denk dat je een lief mens bent, het is jammer dat je zo snel weer moet gaan, ik zou je graag wat beter leren kennen, maar voor alles is een tijd en een plaats schijnbaar"

"Meen je dat?" Marjolein keek naar hem.

"Wat?"

"Dat je me graag wat beter zou leren kennen?"

Hij knikte en keek haar aan "Ja, ik denk het wel, ik denk dat je een aardig mens bent, en zoveel mensen heb ik niet in mijn leven"

"Ik ... ik kan langer blijven, als je wil, ik kan een hotelkamer huren en een week blijven"

Hij schoot in de lach "Dat zou weinig zin hebben, ik vaar vanmiddag weer terug naar mijn post en dan ben ik pas weer over een week in het dorp, dus dan zou ik net op tijd zijn om hier een kop koffie met je te drinken"

"Oh... ok... ik begrijp het"

Ze keek hem lang aan en draaide zich toen om "Dag Jeroen, misschien tot ooit" Ze wierp haar rugtas over haar schouders en liep naar de vertrekhal.

Hij twijfelde even en liep toen met grote passen achter haar aan "Ik... er is een logeerkamer... als je..."

Haar lach was breed en ze moest de neiging onderdrukken om hem om zijn hals te vliegen. Ondanks dat hij haar broer was was dat ongepast vond ze, ze kende hem net twee uur.