Seksgodin Nerevar Deel 04

PUBLIEKE BÈTA

Opmerking: u kunt de lettergrootte en het lettertype wijzigen en de donkere modus inschakelen door op het pictogramtabblad "A" in de Story Info Box te klikken.

Je kunt tijdelijk terugschakelen naar een Classic Literotica® ervaring tijdens onze lopende openbare bètatests. Overweeg om feedback te geven over problemen die u ervaart of om verbeteringen voor te stellen.

Klik hier

Mirusa sprak de man aan en legde hem haar probleem voor. De slavenhandelaar zei direct dat Haj-Ei en Verbergt-zijn-ogen hetzelfde zijn en dat de Argoniër Daric flink had te pakken. Mirusa lachte hardop en ging terug naar de club. Ze liep de trap op en sprak de enige Argoniër aan die in de club te vinden was. Het was Haj-Ei en hij vroeg Mirusa om zijn identiteit geheim te houden. Mirusa beloofde haar mond te houden, maar ging toch terug naar Daric. Ze vertelde hem wat ze te weten was gekomen, cruciale details achterwege latend. Daric was stomdronken en geloofde haar niet, maar bedankte Mirusa toch en gaf haar wat goud.

Mirusa ging terug naar Haj-Ei en die bedankte haar ook. Hij vertelde haar over een geheime organisatie, de Tweeling Lampen genaamd. Deze organisatie had tot doel om alle slaven te bevrijden en om slavernij uit Morrowind te verbannen. Mirusa had nog nooit van de organisatie gehoord maar was wel geïnteresseerd. Haj-Ei beloofde haar dat, mocht hij ooit nog een leider van de organisatie tegenkomen, hij een goed woordje voor haar zou doen. Mirusa bedankte hem en ging terug naar Balmora.

Ze betaalde de bestuurder van de Slibloper nadat ze weer terug in Balmora waren en ging naar het Vechtersgilde. Eydis Vuur-Oog bedankte haar voor het geld, maar gaf niet thuis toen Mirusa vroeg over de banden tussen het Vechtersgilde en de Camonna Tong. In plaats daarvan kreeg Mirusa een nieuwe opdracht, maar ze bedankte.

Mirusa ging naar buiten en liep naar de andere kant van de stad, naar het Dievengilde. Ze wilde geen partij kiezen, maar de mensen bij het Dievengilde leken haar aardiger dan de mensen bij het Vechtersgilde.

Hoofdstuk 27

Suiker-lippen Habasi miauwde van opwinding toen ze Mirusa zag en omhelsde haar.

"Vriendin toch teruggekomen. Wat kan Suiker-lippen voor Mirusa doen?"

"Ik hoopte dat je nog een klusje voor me had."

"Oh, dat heeft Suiker-lippen zeker. Een andere Kazjiet heeft een paar Dwergen-voorwerpen gestolen en die willen wij graag terug. Je kunt hem in Hla Oad vinden, in de winkel van Dikke Poot. Zorg dat je de voorwerpen vindt en terugbrengt. Suiker-lippen heeft dan wat leuke spulletjes voor je als beloning."

Mirusa keek op haar kaart hoe ze het snelst in Hla Oad kon komen. De afstand was te belopen en Mirusa liep op haar dooie gemakje Balmora uit. Ze volgde de rivier en kwam niet veel later in Hla Oad. Ze ging de winkel binnen, de enige winkel in het dorp, en zag een Rode Wachter en een Kazjiet staan. Ze sprak de Kazjiet aan, maar hij had geen idee wat Mirusa bedoelde, of hij deed alsof zijn neus bloedde. Als dat zo was zou Mirusa ervoor zorgen dat het ook echt zou gebeuren, en meer dan dat.

Geld en gevlij hielp niet, dus Mirusa trok haar zwaard en haalde uit. Ze bezorgde de kat een grote wond op zijn borst. Hij strompelde achteruit en greep naar zijn borst. Hij zag dat zijn voorpoten onder het bloed kwamen te zitten en werd woest. De Rode Wachter liet zich ook niet onbetuigd en wilde Mirusa aanvallen met magie, maar de vele palen en vaten belemmerden hem en zijn magie ketste af. Mirusa had geen tijd om zich over hem druk te maken, want de Kazjiet sprong op haar af met zijn klauwen uitgetrokken. Ze ontweek zijn aanval en de kat landde op alle vier zijn poten, vlak achter haar. In mum van tijd was hij opgestaan en had zich omgedraaid, klaar om weer aan te vallen.

Mirusa voelde klauwen in haar rug en gilde. Met haar zwaard maaide ze langs haar rug en voelde dat ze vlees raakte. De Kazjiet krijste en liet haar los. Mirusa draaide zich om en hief haar zwaard op, klaar om de Kazjiet te doden. Het was niet meer nodig, de katachtige lag met een grote hoofdwond op de grond te sterven.

Plotseling voelde Mirusa een klap in haar rug. Ze draaide zich om en zag de Rode Wachter vervaarlijk zwaaien met een knots. Hij haalde uit maar Mirusa hield haar zwaard ervoor. De knots was van hout en het scherpe staal van Mirusa's zwaard sneed de knots kapot. De man keek beteuterd naar zijn lege handen en daarna verbaasd naar het staal dat in zijn nek werd gestoken. Hij greep naar zijn keel en viel achterover op de grond, waar hij doodbloedde.

Mirusa liet zich op de grond zakken, ze was uitgeput en gewond, maar ze wist nu beter hoe ze moest omgaan met haar pantser. Omdat ze twee burgers in koelen bloede had vermoord, had ze nu een prijs op haar hoofd staan. Als ze de wachters kon ontwijken, dan zou ze het Dievengilde kunnen invluchten om zo de prijs van haar hoofd te laten halen, hoopte ze.

Nadat ze weer een beetje was bijgekomen, onderzocht Mirusa de lichamen en alle kisten en tonnen die in de ruimte stonden. Op het lichaam van de Kazjiet vond de een sleutel en tegenover haar stond een gesloten kist. Ze stak de sleutel in het slot en maakte de kist open. Daarin lagen de voorwerpen die ze naar Suiker-lippen moest brengen. Mirusa nam ze mee en ze stak ook nog wat pijlen bij zich. In plaats van terug naar Balmora te lopen gebruikte ze haar amulet van Almsivi Interventie.

Een paar tellen later stond ze op het plein voor de ingang van de tempel van Balmora. Mirusa rende zo vlug als ze kon de poort uit en dook in het water van de rivier de Odai, die dwars door Balmora stroomde. Ongezien zwom ze naar de andere kant van de stad. Daar klom ze op een heuvel en sprong op het dak van het gebouw waar het Dievengilde gevestigd was. Ze sprong vanaf het dak op het terras en ging naar beneden. Ze sprak de eigenaar, Bacola Closcius. Hij had gehoord dat de wachters naar haar zochten en dat er een behoorlijke prijs op haar hoofd stond. Hij adviseerde haar om met de barman beneden in de kelder te gaan praten, hij kende mensen die haar van de prijs op haar hoofd af zouden kunnen helpen. In elke stad met een Dievengilde was er iemand die haar van een prijs op haar hoofd af zou kunnen helpen. Mirusa bedankte hem voor de raad en ging eerst naar beneden voordat ze de spullen zou afgeven bij Suiker-lippen.

De barman vroeg haar om de helft van de prijs die op haar hoofd stond en verzekerde haar dat hij haar zou helpen. Mirusa betaalde het gevraagde bedrag en bedankte hem wel vijf keer en liep daarna naar boven. Suiker-lippen spinde tevreden toen ze de voorwerpen in haar handen kreeg gedrukt en bedankte Mirusa voor het brengen ervan. Ze gaf Mirusa twee lopers om sloten te kraken van hoge kwaliteit, twee staven om vallen te ontmantelen en een hamer om haar uitrusting te repareren. Ook kreeg ze een nieuwe opdracht mee.

Voor de volgende opdracht moest Mirusa een fles oude en dure cognac gaan halen bij de onlangs overleden Ralen Hlaalo. Zijn huis stond in het dure gedeelte van de stad en Mirusa liep de deur uit en stak de Odai over, op weg naar het huis van Hlaalo. De wachters lieten haar met rust, dus blijkbaar had het betalen van de barman wel degelijk zin gehad.

Na een korte en ontspannende wandeling door Balmora kwam Mirusa aan bij het juiste huis. Ze sloop de trap op naar de deur op de bovenverdieping en kraakte het slot, nadat ze goed om zich heen had gekeken of niemand haar zou kunnen zien. Ze ging het huis binnen en zocht naar de fles cognac.

Mirusa opende een paar deuren en schrok zich wezenloos toen achter een van de deuren een vrouw stond. Het was de vrouw van Ralen Hlaalo. Ze was erg verdrietig over de dood van haar man en vermoedde dat het hier om een misdaad zou kunnen gaan. Mirusa wist niet wat ze ervan moest denken en ging verder met het huis onderzoeken.

Ze liep nog een paar trappen af en kwam in de woonkamer. Ze liep naar de andere kant van de ruimte en zag toen iets in haar ooghoek. Ze draaide haar hoofd en sloeg van schrik haar handen voor haar mond: daar lag Ralen Hlaalo, midden in een plas bloed. Dit was inderdaad geen natuurlijke dood. Mirusa zette het van zich af en zag de fles oude cognac op een plank staan. Ze keek nog een keer naar het lijk en haastte zich toen naar buiten.

Geschrokken stond Mirusa een paar tellen later weer buiten, met een fles dure en oude cognac in haar handen. Ze borg de fles goed op en ging terug naar Suiker-lippen. Die nam de fles in ontvangst en gaf Mirusa een behoorlijk bedrag aan goud, een promotie en een nieuwe opdracht. Mirusa bedankte voor het goud maar hoefde voorlopig geen nieuwe opdrachten voor het Dievengilde meer. Ze groette Suiker-lippen en liep naar buiten. Eenmaal buiten keek ze even in haar notitieboekje en ging toen naar het Tovenaarsgilde.

Hoofdstuk 28

Mirusa ging de deur van het Tovenaarsgilde door en werd gelijk aangesproken door de Meesteres, Ranis Athrys. Ze vroeg of Mirusa geld wilde ophalen en iemand anders wilde overhalen om lid te worden van het Tovenaarsgilde. Er zouden een leuk bedrag aan goud en wat extraatjes tegenover staan. Mirusa dacht even na maar stemde in.

Ranis legde uit wat er moest gebeuren: eerst moest Mirusa naar Sulipund, een grot in de buurt van de citadel van Marandas, daar niet ver vandaan. Daar moest ze een Telvanni genaamd Llarer Bereloth zien te overtuigen, zodat hij lid zou worden van het Tovenaarsgilde.

Ten tweede moest ze geld ophalen bij Manwe, die onderzoek deed in Punabi. Ze had jarenlang haar contributie niet meer betaald en dat was opgelopen tot een behoorlijk bedrag. Punabi was niet ver van Sulipund en Marandas. Mirusa keek op haar kaart en zag dat Marandas een behoorlijk eind lopen was, maar ze besloot toch om gelijk op weg te gaan. Ze liep naar buiten, de stad uit.

Nadat ze op haar kaart had gekeken, liep Mirusa naar het oosten, richting Marandas. De weg daar naar toe was relatief eenvoudig en vrijwel zonder grote gevaren; er waren geen Daedrische ruïnes in de buurt en de meeste monsters en wilde beesten die ze zou tegenkomen zouden geen bedreiging vormen.

Vol goede moed ging Mirusa op weg en na een stevige wandeling kwam ze aan bij Moonmoth Fort, dat even buiten Balmora lag. Ze liep er omheen en vervolgde haar weg, die door het droge en dorre landschap van de Aslanden leidde. Op een enkel wild beest na ondervond Mirusa geen hinder en na een lange wandeling kwam ze aan bij Punabi. Mirusa liep er bijna aan voorbij, maar zag nog net op tijd de houten deur aan haar linkerhand. Ze opende de deur en liep een verlaten mijn binnen. Vlak na de deur zag ze een jonge vrouw staan, die om zich heen keek. Mirusa sprak de vrouw aan en het bleek Manwe te zijn, de vrouw die het Tovenaarsgilde nog geld verschuldigd was. Met wat geld en overtuigingskracht kreeg Mirusa de vrouw zo ver dat ze haar het geld gaf dat ze nog moest betalen, op voorwaarde dat ze gelijk weer zou gaan om Manwe niet in haar onderzoek te storen. Mirusa bedankte haar en ging weer naar buiten.

Sulipund was een klein stukje verderop. Al gauw zag Mirusa het gebouw dat Sulipund bleek te zijn. Ze ging naar binnen en vond al gauw Llarer Bereloth, de man die ze moest overhalen om de Telvanni te verlaten en zich aan te sluiten bij het Tovenaarsgilde. Met praten en geld kreeg ze hem niet zover, dus moest ze het over een andere boeg gooien. Voordat hij er erg in had, had Mirusa zich op haar knieën laten zakken en probeerde ze zijn broek los te maken.

"Wat krijgen we... wat doe je?"

"Oh, niets hoor, ik probeer je alleen maar over te halen om je bij ons aan te sluiten. Als het niet met geld of met vleien gaat, dan werkt dit misschien wel. Laat je broek zakken, dan kan ik je pijpen."

Llarer wist niet hoe snel hij zijn broek op de grond moest laten glijden. Hij droeg geen ondergoed, dus Mirusa greep zijn pik en stopte hem in haar mond en zoog er aan. Llarer was bijzonder klein geschapen en Mirusa merkte nauwelijks dat zijn pik groter en harder werd.

Ze likte en zoog aan de pik in haar mond en niet veel later voelde ze een paar druppels kleverige vloeistof uit de eikel druipen. Ze slikte het zaad door en haalde de slappe pik weer uit haar mond. Llarer had zijn ogen gesloten en stond op zijn benen te trillen van genot. Mirusa had bijna niets gemerkt, maar ze had Llarer overtuigd om zich bij het Tovenaarsgilde aan te sluiten, want nadat hij zijn broek weer had opgehesen, zei hij:

"Wauw, dat was goed zeg!"

"Dat was nog maar het begin, als je je nu aansluit bij het Tovenaarsgilde, wil elke vrouw je pijpen."

"Echt waar?"

"Echt waar."

Mirusa moest moeite doen om haar lachen in te houden, maar haar missie was geslaagd. Ze stond op, veegde haar mond af en gebruikte eerst haar amulet van Goddelijke Interventie en daarna haar amulet van Almsivi Interventie om weer in Balmora terug te komen. Ze ging naar het Tovenaarsgilde en overhandigde het geld aan Ranis en zei ook dat Llarer zich had aangesloten bij het Gilde. Ranis bedankte Mirusa en gaf haar de helft van het geld dat ze had gekregen terug en gaf haar ook een paar drankjes om haar magie weer aan te vullen. Ze vroeg of Mirusa nog een missie wilde, maar ze bedankte voor de eer.

Het was tijd om Dagoth Ur te confronteren en hem voor eens en voor altijd te verslaan.

Hoofdstuk 29

Voordat ze naar Ald-ruhn afreisde om van daaruit naar het Spookhek te lopen en Dagoth Ur te bezoeken in zijn citadel, controleerde ze haar uitrusting en voorraad grondig. Ze vulde alle drankjes aan en nam alle magische voorwerpen die haar krachten zouden versterken mee. Voor de laatste keer repareerde ze haar wapens en pantser. Ze nam extra pijlen mee en vergat ook niet om Wraithguard, Keening en Sunder mee te nemen. Ook de documenten van Vivec nam ze voor de zekerheid mee, mocht ze iets vergeten. Mirusa liep de stappen om Dagoth Ur te verslaan nog een laatste keer door:

• voordat je met Dagoth Ur gaat vechten praat hij tegen je. Probeer zoveel mogelijk te weten te komen.

• nadat hij is uitgepraat begint het gevecht. De eerste keer kun je hem gewoon verslaan, al zal hij je verzwakken.

• de tweede keer hoef je hem niet te bevechten: gebruik Sunder één keer en daarna Keening om het hart van Lorkhan te vernietigen om zo Dagoth Ur te vernietigen.

• ren daarna je benen onder je gat vandaan, de citadel van Dagoth Ur zal hoogstwaarschijnlijk instorten.

Mirusa stopte het papier met de informatie bij haar andere spullen en ging op weg. Ze ademde diep in en zuchtte. Ze pepte zichzelf op en liep het Tovenaarsgilde binnen. Van daaruit liet ze zich naar Ald-ruhn vervoeren.

Na een stevige wandeling kwam ze bij de Spookpoort. Ze opende de poort en liep naar binnen, het Spookhek in.

"Ok meisje, dit is het moment, er is nu geen weg meer terug, Dagoth Ur gaat er aan en jij word een held. Laat zien wat je kunt!"

Mirusa praatte hardop tegen zichzelf om moed te verzamelen; niet elke dag kreeg een sterfelijk mens de kans om een onsterfelijke god te vermoorden.

De klim naar de citadel van Dagoth Ur was zwaar, het terrein was bergachtig en woest en Mirusa moest het laatste eind vliegen in plaats van lopen. Vanaf de top kon ze zich omlaag laten glijden, het binnenste van de Rode Berg in. Ze moest uitkijken om niet in de lava ter verdwijnen. Net op tijd kon Mirusa zich aan een steen vasthouden, anders was ze kopje onder gegaan in de gesmolten steenmassa.

Een beetje geschrokken liep ze richting de hoofdingang van de citadel van Dagoth Ur. Vlak voor de ingang was een hendel die de deur bediende. Mirusa draaide de hendel om en even verderop ging er een deur krakend en piepend open. Snel liep ze naar de deur en ging naar binnen, op weg naar haar overwinning of haar dood. Aan dat laatste wilde ze niet denken en zette de gedachte snel uit haar hoofd.

Toen ze binnen stond moest Mirusa even wennen aan het weinige licht dat de ruimte verlichtte. Nadat haar ogen gewend waren aan de schemer liep ze verder. Door de gangen zweefde de stem van Dagoth Ur, die haar vroeg om dichterbij te komen. Mirusa vocht zich een weg naar het binnenste van de citadel. De stem van Dagoth Ur werd steeds luider, maar Mirusa probeerde er niet naar te luisteren, ze had maar één doel voor ogen: Dagoth Ur vernietigen en Morrowind redden.

Mirusa doodde de laatste vijand en ging een deur door, die haar naar de kamers van Dagoth Ur zouden leiden. Ze stapte door de deur en voor haar stond een lange, magere en grijze gestalte met een gouden masker op, Dagoth Ur in eigen persoon. Toen hij Mirusa zag, sprak hij haar aan.

"Kom dichterbij, vriend Nerevar. Lang heb ik gewacht op dit moment. Ik zie dat je voorbereid bent op dit moment, ik voel dat je Wraithguard, Sunder en Keening bij je hebt. Kom, laten we samen hun magische krachten onderzoeken en gebruiken om onsterfelijk te worden. Wat denk je? Doe je mee?"

Mirusa dacht even na. Daarna vertelde ze Dagoth Ur wat ze van plan was.

"Nee, ik ben hier om iets anders te doen dan een god te worden, hoe aantrekkelijk het aanbod ook klinkt. Ik heb tegenover Vivec op alles wat leeft gezworen om hen te beschermen door jou en je macht te vernietigen. Ik ga deze magische wapens tegen je gebruiken om zo voor eens en altijd jouw macht ongedaan te maken, de macht die je vele eeuwen lang hebt misbruikt."

"Jammer dat je er zo over denkt, mijn vriend Indoril Nerevar, ik had gehoopt dat je verstandiger zou zijn. Ik ben bang dat je me geen andere keus laat dan je te vernietigen, voordat je dat met mij doet."

Met deze woorden beëindigde Dagoth Ur het gesprek en maakte zich klaar om aan te vallen. Mirusa activeerde zo snel als ze kon de magische krachten van de ringen en amuletten die ze had gevonden bij de belangrijkste mindere Dagoths in de ruïnes binnen in het Spookhek. Ze voelde de krachten door haar lichaam stromen en trok haar zwaard.

Het gevecht duurde niet lang, maar putte Mirusa bijna volledig uit. Dagoth Ur was sterk, maar niet zo sterk als ze had verwacht; blijkbaar had het vermoorden van zijn handlangers hem behoorlijk verzwakt.

Met haar zwaard haalde ze verwoestend uit en sloeg Dagoth Ur tegen de vlakte, zijn aanvallen negerend en de razende pijn verbijtend. De adrenaline gierde door Mirusa's lichaam en maakte van haar een meedogenloze vechtmachine.

Nadat ze Dagoth Ur had verslagen ging hij niet dood maar verdween, een magische ring achterlatend op de drempel van de deur die naar de kamer leidde waar de robot stond die het hart van Lorkhan omhulde. Mirusa raapte de ring op en viel daarna uitgeput op de grond. Met moeite kon ze een paar drankjes uit haar voorraad pakken om haar krachten weer aan te vullen. Toen ze zich weer een beetje beter voelde ging ze de deur door.

Direct achter de deur stond Dagoth Ur op haar te wachten, samen met een aantal van zijn handlangers. Recht voor haar, een paar meter lager, zag Mirusa een grote robot met een kloppend hart in het midden. Dat moest het hart van Lorkhan zijn, bedacht Mirusa. Ze negeerde Dagoth Ur en sprintte naar de rand van het ravijn en sprong erin. Tijdens haar val dronk ze een drankje om haar valsnelheid te verlagen. Veilig landde ze op de brug die naar de robot en het hart leidde. Ze rende over de brug terwijl ze de magische aanvallen van Dagoth Ur ontweek. Vlak voor het hart stopte ze en deed zo snel mogelijk Wraithguard om haar pols. Ze pakte Sunder en gaf het hart een klap.

Het hart, dat eerst een zuivere toon voortbracht, schudde en de toon spatte uiteen in allerlei verschillende tonen en een enorm scala aan noten vulde de ruimte. Dagoth Ur werd gek van woede toen hij zag wat Mirusa aan het doen was en schreeuwde dat ze moest stoppen. Mirusa negeerde hem en pakte Keening. Ze stak een paar keer op het hart in en de tonen splitsten zich in kleinere intervallen. Een hels kabaal vulde de ruimte en liet de rotswanden trillen en schudden. Achter haar hoorde Mirusa Dagoth Ur compleet gek worden. Hij schreeuwde zo hard als hij kon dat Mirusa van het hart weg moest gaan en dat ze volledig geschift was geworden en niet wist wat ze deed.

Na de vijfde stoot verdween het hart van Lorkhan. De ruimte begon te schudden, alsof er een aardbeving plaatsvond. Mirusa sprintte over de hangbrug, weg van de robot en weg uit de ruimte. Via paden die in de rotswanden waren uitgehouwen kon Mirusa de ruimte verlaten voordat hij instortte en alles binnenin volledig vernietigde. Ze snelde richting de deur en gooide hem open. Ze sprong door de opening en kon nog net op tijd de deur weer dichtdoen voordat er lava en stenen door de deuropening kwamen.